Hel – Canto 8 – 9 Halverwege de hellevaart worden Dante en Vergilius het smerige moeras van de Styx overgevaren. Ze verlaten nu de kringen van de onmatigen en wilszwakken en komen in het gebied van de geweldplegers. Zij die bewust kwaad doen. Dis; het rijk van Lucifer, waarmee ze uiteindelijk in canto 34 oog in oog zullen staan. Als ze aanleggen zien ze meer dan duizend demonen die hen de weg versperren. Op de stadskantelen verschijnen helse furieën. Er is geen doorkomen aan. Vergilius gaat met de demonen in gesprek terwijl Dante doodsbang achterblijft. Maar in plaats van een gesprek rennen de demonen de stad in en smijten de poorten dicht. Over de troebele golven komt een bode uit de hemel. Moeiteloos maakt hij met een stafje de stadspoort open. Zonder één woord te zeggen verdwijnt hij ook weer over het stinkende water.
